Categorie archief: Heb ik dat weer

Over torens en brandtrappen

Voor mijn boterham kom ik op veel plaatsen. De laatste tijd is dat merkwaardig genoeg vooral in torens. Hoog en droog en verre van ’t geluk zei mijn grootvader altijd. Daar zal iets heel diepzinnigs achter gezeten hebben, maar ik heb hem nooit gevraagd wat precies.

Torens dus.
Nu zit ik zelfs in een dubbele toren, met een loopbrugje ertussenin. Cool man.

Cool man

Als je daar loopt voel je je master of the universe!
Of toch tenminste van een straat of twee in Schaarbeek.

De hoogste toren is, ik schat, 32 verdiepingen hoog en de andere een aantal minder.
Het loopbruggetje is op verdieping 25.

Dus als je zoals ik op verdieping 17 zit en je moet naar de andere toren, dan is het altijd even rekenen of je langsboven gaat of langs beneden. Langonder is meestal rapper, langsboven toffer.
Gelukkig zijn er liften in zo’n gebouw. Het duurt soms wel even vooraleer je er eentje te pakken krijgt, maar nog altijd is het sneller dan met de trap.
Per toren zijn er ook twee trappen, brandtrappen eigenlijk. Voor de ene brandtrap staan er voetjes op de grond, bij de andere niet.

Veel intro allemaal om te vertellen dat ik vrijdag dringend moest plassen.
En dat de toiletten op 17 allemaal bezet waren.
En dat ik dus de trap nam naar 16.
En dat ik in mijn haast de trap nam zonder de voetjes.
En dat ik …

Oooow… fuck.
waarom dan toch?

evacuatie

 

evacuatie

 

Kan er mij ergens een architect het nut uitleggen van dergelijke constructie?

 

Zenuwachtig van zen

Ze was aan het mediteren. Net echt, met haar ogen dicht en een cirkeltje makend met de duim tegen ringvinger en pink, de handpalmen naar buiten toe. Ze was ook klein, zeer klein, nauwelijks anderhalve meter mens, maar wel met een uit de kluiten gewassen hoornen bril op haar neus. Haar haar was kortgeknipt en zwartgeverfd. Dat moest haast want ik schatte haar net geen vijftig. Ze droeg ook nog vreemde schoenen, maar voor de rest was ze normaal.

Ze sloot haar ogen en de wereld buiten, en glimlachte zeer beaat met een enigszins scheve bek. Zeer griezelig vond ik dat. En toen geraakte ze blijkbaar in trance en dan glimlachte ze nog onwaarschijnlijker. Ik kreeg schrik. Straks steeg dat mens op. Of kreeg ze godbetert een orgasme. En daar ging het volgens mij wel naartoe. Grimlachen, ze bleef grimlachen met die gruwelijke grijns. De dood liep over mijn ruggengraat. Ik zag visioenen van vrouwelijke geisers en vertrokken lachende jokers. Huiver.

En toen reden we Mechelen binnen en ze onttoverde zichzelf. Ze stapte op wolkjes de overvolle trein uit, het perron op. Alsof er niks gebeurd was.
Zij zen. Ik zenuwachtig, de rest van de dag.

Zap ziet niet meer

Zap ziet niet meer.

Het begon met TV-kijken.
Eerst vond ze de ondertitels toch wel klein geworden, maar het ging nog.
Daarna zat ze haar programmaatjes te zien met van die -oe-wat-ben-ik-geconstipeerd-en-toch-moet-het-eruit- dichtgeknepen oogjes. Auto rijden begon gevaarlijk worden, middenstrepen onbestaande.
Toen begon ze tegen open deuren op te lopen. Wat later tegen gesloten deuren. En toen ze de tamme kastanje kuste, stuurde ik ze naar de oogarts.

Het verdict viel en het verdict viel nog redelijk mee.
Geen buitensporige kosten voor uitvouwbare witte stokken met antislip-rubberdop onderaan, geen roestvrije, regenbestendige mars-telescopen in titanium, gewoon een brilletje.
Vandaag mocht ze er om.

En het was verdorie hoog tijd.
Met de auto ging ze erheen. Bij het fluks achteruit manoeuvreren reed ze gezwind minizap van der sokken, die ondertussen helemaal niet mini meer is.
Ocharme het kind. Haar knie moet tegen eind deze week volledig ontzwollen zijn.

Maar nu heeft ze haar brilletje en nu kan ze weer in de verte turen als de beste.
En fier dat ze is. Ze wil haar bril niet meer afzetten. Wat er ook gebeurt. Ook al is het eigenlijk alleen om ver te zien.
Zelfs bij het spaghetti afgieten, liet ze het op. Jammer, maar helaas goot ze het kokend water over de oudste haar hand.
Ocharme het kind. Haar hand moet tegen het einde deze week volledig ontzwollen zijn.
‘Ons moeder verongelukt hier iedereen’, jankte ze nog.

Nog dit.
De oogarts stelde voor dat ze ook een brilletje voor dichtbij kijken kocht, maar dat vond ze niet nodig.
Wat denkt die nu, ik ben toch niet blind!

Zo vrolijk als een otter

Volwassen zapdochter had mij er al gisterenavond op gewezen. Maar ik negeerde haar opmerkingen met wat gebrom waaruit de goede verstaander kon opmaken dat ik het vannacht wel zou doen.
Maar dan werd het avond en het boek was goed en daarna was er een uitzending van Classic Albums en die was ook goed en daarna nog het nieuws en dat was slecht, maar kom, je kijkt toch en plots is het 1 uur en je vindt jezelf terug in de armen van Morfeüs vermomd als snoezelende zapnimf. Ik bedoel natuurlijk niet echt snoezelend, maar dat andere woord met sn dat ik niet mag schrijven van haar.
Je draagt haar of is het omgekeerd naar boven en onverwijld nadat je het laatste tandje gepoetst hebt droom je dat je een gazon, pardon, ik bedoel, de steppe, bent.

Veel zinnen allemaal om te zeggen dat vanmorgen mijn gsm plat was. Niet zo erg, ik word toch nooit gebeld.
Zo vrolijk als een otter op vakantie kom ik aan op het werk. Ik weet nog altijd niet waarom.
Gezwind duw ik dat belspel in de stekker en tegen de middag bedenk ik dat ik het misschien eens moest opzetten.

Zo vrolijk als een otter

Zo vrolijk als een otter

Onmiddellijk pieppiep, wat dacht je, en het bericht dat ik 1230 moet bellen om mijn boodschappen te luisteren. Het is mijn chef, de grote, die redelijk paniekerig vraagt of ik hem kan terugbellen, want dat het hier helemaal uit de klauwen loopt. “Hier”, vermoed ik, zal dan ons kantoortje zijn. (Ik zit daar een kleine twintig kilometer vanaf bij een klant).
Ik bel terug, en ondertussen is hij al wat gekalmeerd, er is dan ook vier uur over gegaan.

– Zeg, ik heb hier 200 bladzijden prints van jou liggen. En er waren er nog veel meer, gelukkig is de printer dit w-e zonder papier gevallen. Heb jij dat hier allemaal afgeprint?
– Euh… misschien. En wat moet ik dan afgeprint hebben?
– Rekeninguittreksels, miljoenen man, jij bent toch klant van die goedkope bank, niet? Jij bent toch Hill McGraw?
– Dat kan ik moeilijk ontkennen, maar ik heb dit w-e niks afgeprint. Trouwens dat printen doet Zap altijd. En die heeft het hele w-e in de lorum gelegen, kopvalling in haar borst, die heeft zeker niet aan mijn schootpunt  (laptop) gezeten.
– A? Oe? A maar misschien zijn het toch niet die van jou. Mag ik er eentje lezen?
– Jotjotjot. Ga je gang.
– Volwassen Zapdochter, Krulzapje,…
– Yup, stopt maar al, die horen bij mij.
– Ja, ik heb dat pak papier hier in mijn schuif liggen, jij komt die vrijdag oppikken? Dan kun je die thuis weggooien.
– Euh, goed.

Na ga ik mijn mobieltje toch eens laten werken zie ; drrrringend naar Zap bellen. Die natuurlijk ook nergens vanaf weet.

– Ik heb al maanden niets meer met die rekening uittreksels gedaan. Ik zorg er altijd voor dat die net niet afgeprint worden. Herinner je je die klucht dat ze die eens allemaal naar huis hadden opgestuurd, weet je nog?
Wel nu doe ik dat als volgt: ik ga naar de uittreksels, en dan kan ik kiezen via “saven als .pdf”, dat doe ik niet, want dat werkt toch niet, dus ik kies dat andere : “afprinten” en dan klik ik ok, en dan gebeurt er niets.

En het is opgelost. Doe ik al jaren zo.
– En je doet dit waar precies?
– Op de computer waar geen printer op past… en ik heb dat verleden maand gedaan op je laptop, komt er aarzelend achteraan.
– Die laptop dus die ik gisteren na een maand of zo nog eens aan het netwerk van het werk heb gekoppeld?
– Wel ja die misschien wel ja… Zijn ze boos op het werk? Ben jij boos?

Maar neen, ik ben nog steeds zo vrolijk als een otter op vakantie.
En ik weet nog steeds niet waarom.

Zo vrrrrrolijk als een otter

Zo vrrrrrolijk als een otter

Een doodnormale treinrit

Station Brussel-Noord – donderdag 17:35 – motsneeuw.
De computervrouw roept om dat de trein richting huiswaarts met een vermoedelijke vertraging van 27 minuten zal aankomen. Dat ten gevolge van een probleem met de ‘treinsamenstelling’.
Een probleem met de ‘treinsamenstelling’.

Proef het woord: Treinsamenstelling. Hoe moeilijk kan het zijn om een trein samen te stellen? Ze doen verdorie al in ‘treinsamenstellen’ van in 1835!
Oei oei, heb ik hier nu wel een trein samengesteld met 7 locomotieven en 1 coupé. Stom van mij.
Of nog: Mja, het percentage wielen was deze keer wel echt te laag.
De kleur van de bovenverdieping metsjt niet echt met de kleur van mijn das, jammer, opnieuw samenstellen die handel.
27 minuten vertraging voor het avondeten, het wordt dus weer een saaie treinrit. En koud! Koud!

De trein rijdt het station binnen, stopt en de deuren klappen open.
Stel nu dat die trein boemestevol zit. Berstensvol menschen. Stel. Bijna natuurlijk voor een piekuurtrein.

Je moet rechtstaan, samen met nog een tiental anderen in het stukje trein tussen twee coupés in.
Stel nu dat je jezelf in gezelschap bevindt van onder andere: een Surinaamse Big Mama met van die tingellellen. Er zijn ook nog twee kale heren, nu ja, kaal, ik bedoel met alleen een beetje haar hier, zo hier zo, en vanboven niks, je kent het wel.
Stel nu dat er ook nog een ranke blonde waaiboom staat, een polsstokspringster, ben ik zeker van, dat moet haast wel, zo latterig lang, minstens is ze meerkampster.
Er staan ook nog twee studentikoze pummels en een vrouw met beenhouwershanden. Met zo van die handen waarvan je eerst denkt: nou nou mooie handen zijn dat wel – maar direct daarna-  jammer toch dat het beenhouwershanden zijn.
Wel, stel nu dat je daar de hele rit mee moet doormaken.
Wel, dat is een saaie treinrit.

Stel nu dat er ook een schizofrene psychopaat aan boord is.
Stel nu, stel, zeg ik, stel dat je met je neus in de oksel zit van die schizofrene psychopaat. De schizofrene psychopaat heeft stinkende oksels. Stel.
En plots begint die tegen je te praten, in gebroken frans.
Ik zal toch wel naar de politie moeten gaan, sorry, maar ik zal zeker naar de politie moeten gaan, zo kan het niet langer meer. Dit is er nu net eentje teveel geweest. Hoeveel zijn het er nu al? Dat begint wel op te lopen hoor. Het derde ongeval met de Merc de laatste maanden. Neen zo kan het niet langer meer…
Ik kijk op, en merk dat hij het niet tegen mij heeft, maar tegen zichzelf. Hij kijkt heel wazig tot verdwaasd door slechtgeslepen brillenglazen, en blijft maar doorratelen: Een afbetaling van 1800, ja ongeveer 1800 moet dat zijn, laten we zeggen 200 per maand, daar kan ik mee leven ja, dat is inderdaad een goed idee. Ja, het mag gewoon op mijn zichtrekening, dat vind ik niet erg, laten we dat afspreken…
En zo bazelt hij maar door, de hele treinrit lang.

Het wordt me teveel, en ik tracht weg te kijken van de oksel. Ik zie zijn gebalde vuisten.
De man heeft geen duimen!
Geen enkele duim, noch links noch rechts.
Daar waar zijn duim hoort te zitten is er vel als van een grote steenpuist, glad, maar toch eeltig, effen bedekt maar toch gekloven zelfs gebroken.
De duimloze ziet me kijken en gaat verder: En toch ga ik naar de politie!

Stel nu, dat dat allemaal waar was.
Wel dan nog, was het een saaie treinrit geweest.
En het was niet eens allemaal waar. Hij miste maar één duim.
Saai saai saai.

Alle goede dingen komen in drie: Ikea, Boomsesteenweg, parkeerplaats

Het alarm ging af. Mijn adrenalinepeil steeg. Ik kreeg klamme handen, de hartslag versnelde. Rood waas voor de ogen. Zij, zij merkte niks, ze ging gewoon door op haar elan. ‘Het is ook al zo lang geleden. Laten we vandaag nog gaan’. Haar eerste zin was, en de directe aanleiding van mijn infarct: ‘Ik wil nog eens naar Ikea. Zomaar.’

Het addertje zit hier in de ‘zomaar’. Mijn eega wil nooit ‘zomaar’ naar Ikea. Nooit, never, jamais. Soms wil ze naar Ikea voor een nieuw kastje of voor een staande lamp. Die dan altijd omvalt, bijvoorbeeld. Als ze naar Ikea gaat, ‘zomaar’ dan is dat vrouws voor “Ik wil iets wat jij niet wil dat ik heb”. Dus zegt ze ‘zomaar’ en dan ben ik de pineut. Want in Ikea zet ze dan haar puppy-ogen op en dan krijgt ze toch weer gedaan wat ze wil. De trut. Nu, dit verhaaltje speelde zich af een paar dagen voor haar operatie, dus ik dacht nog, ach, misschien overleeft ze het wel niet, dan is ze toch met een zweedse glimlach gestorven. Kan ik haar asse bewaren in de Bursjön of in de Fläta. Het nuttige aan het aangename paren.

Dus wijlen weg. Richting file op de A12.
O, gij Boomsesteenweg, bloedbaan van de hel
comalijer, kankerspuier, piercing zonder vel

O, gij Boomsesteenweg, monsterlijke draak
Ik kom hier praktisch nooit en toch is het te vaak. 

Ikea aan de A12. Je ziet het blauwe logo van kilometers ver afsteken tegen de gele hemel, zwanger van de ozon, het fijnstof, de solfer en stikstofdioxides. Stikstof, zelden een meer toepasselijke benaming geweten. 
Dat logo hangt dus leuk te contrasteren met de wereld, je ziet het wel, maar je geraakt er niet.
De weg is zo gedesigned dat je er alleen maar geraakt mits verlies van bumper, spatbord of wieldop. Gelukkig kennen wij (lees Zap) een sluipwegeltje ergens langsachter waar je toch zonder al te veel kleerscheuren stiekempjes op de parking geraakt.

Alleen was de parking er niet meer. Of liever hij was er nog wel, maar verborgen onder een gebinte van iets metaalachtigs grijs. Ikea had besloten zijn parking tijdelijk te overdekken waardoor er 47000 parkeerplaatsen minder beschikbaar waren. Ik reed de parking op en had geluk. Al na drie uur kwam er een plaatsje vrij. Dat meteen werd ingepikt door een tweezitter. En toen waren er nog elf wachtenden voor mij. Ik parkeerde mijn sjees bovenop de tweezitter en wankelde met stijve benen aan het handje van supervrolijke zap naar de winkel harer dromen.
Het enige wat ze wou doen was effe rondkijken en 2 namaakbloemen kopen. 2, ochottekes ochere. Ter waarde van 79 cent, inclusief Btw.

In bijlage de rekening, budget overrun van 4168%.

En dan waren we de Fläta nog vergeten ook.

Neveneffecten die ze wijselijk verborgen hielden

Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè – moehoeaiaiaiai.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.

Geen aangenaam geluid. Zeker niet als de volumeknop op elf staat.

Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè – moehoeaiaiaiai.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.

Een getormenteerde geit met de hik. Zoiets.

Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè – moehoeaiaiaiai.
Ghèghèghèghèghèhihihihihi. Mèhèhèhèhihihihighèghè.

Dan was de moehahahohohohoho van vroeger toch nog net iets aangenamer.
Maar dat kan ze niet meer, want het doet nog teveel pijn als ze zo lacht.
En dus lacht ze nu als een blatend schaap op yabaa.

Dat zeggen de dokters er niet bij als je voor een maagverkleining gaat, de snoodaards.
Dat het allemaal maar snel geneest ; ik ben bijna door mijn voorraadje Bambi en Ken Loach filmpjes heen.
En met een vinger in haar zere buik priemen gaat op den duur ook vervelen.
Dat het allemaal maar snel geneest.

Thuiswerk – het heeft zo zijn charmes

(Rechtzetting op dit hier)
– Kunnen we vrijdag bij jullie op kantoor vergaderen, dan moet ik niet helemaal naar Brussel rijden? 
– Ja, dat kan, ik maak wel ergens een plekje vrij, dan winnen we toch dertig kilometer of zo.
Of beter nog… waarom kom je niet gewoon bij mij thuis langs, dat scheelt je algauw een slok op de borrel van 3 uur, ik ook een uur of drie en Jan woont hier eigenlijk ook in de buurt, da’s voor hem ook twee uur winst. Samen acht uur winst, we hebben al een dag gewonnen op het project en we zijn nog niet begonnen! Goed zo!

En zo zat ik vrijdag op mijn sokken met mijn twee opperhoofden tesamen rond de livingtafel. De koffie geurde zoals alleen koffie dat kan, en voor de kleine honger dampte een stapel koffiekoeken tussen ons midden. (Ik vond het ook eerst vreemd dat ze dampten maar lekker waren ze wel.)
Het werk schoot lekker op, zelfs toen Poes een drietal keer aandacht nodig had en om de beurt op ieders laptop ging zitten. Alles liep gesmeerd. En toen had Zapnimf aandacht nodig.

Eerst schuifelde ze onopvallend door het beeld, en deed iets heel vaags met haar handen. Het resultaat bleef uit. Daarna begon ze heel, maar dan ook heel heel hard te tokkelen op de PC even verder in de woonkamer. Tikketikketikke TIKTIKTIK. TIKKETIKKETIK.
Tot het getik werd onderbroken door de vlakbij inslaande donder. Bwoehahahahahaha. De dakpannen denderden, plavuizen dreunden, het parket krulde van komiekigheid. Bwoehahahahaha, die Margo toch! Hahahaha. De orkaan bleek een glimlachend zapnimfje te zijn.
Ik vond mijn collega’s terug onder de tafel en achter het gordijn. Ik kon ze opnieuw aan tafel lokken met een koffiekoek.

Een klein succesje voor de eega, maar het kon beter. Ze drentelde langzaam onze richting uit, en ging heel wulps rond mijn nek hangen (ik was al blij dat het rond mijn nek was).
Schiet alles goed op? Mmmm, deed ik, want wat moet je anders als iemand je oor aan het tongen is.
Goed, schatteke, maar laat ons nu even verder werken wil je, het is bijna pauze voor ons. Met een pruillip ging ze van tafel, en trok nog vlug eens stiekem aan mijn flieter. Ik hoorde allebei de cheffen in een kuchhoest schieten.

Het werd middag, we aten zelfgebakken brood met boterhammen van wel zeker drie centimeter dik (we hebben nog niet geleerd precies te snijden). Het was lekker.
We zaten op het terras, een verdwaasde eekhoorn viel uit een boom. Nog een uurtje of drie doorwerken en dan kon de Nederlandse poot van het team naar zijn vogende vergadering in Utrecht.
Zap moest nog eerst een beetje indruk op hem maken. Kijk, mijn boekenkast.
Veel Nederlandse literatuur ook, vond de Hollander. Ja hoor, wij lezen graag. Toen bedacht ik dat ik nog steeds een viertal boeken moet uitlezen over saaie werkaangelegenheden.
Die liggen op mijn nachtkastje
, beweerde ik. Dat was niet eens gelogen, daar liggen ze echt. En die lees ik dan voor ik in slaap sukkel. BOEHAHAHAHA. Lap, daar ging ze weer. Nietwaar, hij is momenteel aan het lezen in een Jommeke, al drie dagen, De Stad in de Vulkaan, boehahaha.
Waar haalt ze het? Dat is pertinent onwaar. Ik ben al drie dagen bezig in De Valse Kemel, en dat is een keimoeilijk boek. Van Jommeke.
Daarna ging ze nog even vertellen dat ik mijn bedrijfsschroothoop nooit was, dat ik thuis geen acht uur moet werken thuis, want ik ben thuis efficiënter. Ik hoorde de baas slikken.

Wanneer kom je de volgende keer nog langs op kantoor, vroeg hij?
Alleen nog als hij zijn maaltijdcheques komt ophalen, wahahahahaha, floepte ze ertussen.

Toen kwamen ons twee jongsten thuis, al ginnegappend en gabberend. MAMA, WIE ZIJN DIE TWEE BIJ MOOSE DAAR? Zijn bazen. WOOW, SEUT, ECHT?!!!!

Toen ging de telefoon, den bompa zou langskomen, om samen met mij de deurknop te herstellen, hij werkt toch thuis vandaag, niet?

Mijn directeur kon zich niet snel genoeg uit de voeten maken. Gij woont hier schoon, zei hij, en met gierende banden glibberde hij de oprit af.
Heeft iemand nog een jobke voor iets projectleidersachtig liggen. Graag in het buitenland, met inslapen.

De Brainwave Burps

De training werd na de eerste dag geëvalueerd. Ze scoorde goed tot zeer goed, alleen de catering was minder. Niet dat de broodjes niet lekker waren of niet vers genoeg, maar er waren er gewoon veel te weinig. We waren met tien op de training: Negen cursisten en de lesgever. En niet iedereen kon twee broodjes eten.
Erger nog, Gregory en Fred hadden er zelfs helemaal geen. Die waren tijdens de middagpauze even naar beneden gelopen (sigaretje zuigen), en een kwartier later waren alle broodjes op. Er was alleen nog zure yoghurt.Dus Fred en Gregory terug naar af, naar beneden, naar de broodjeszaak aan de overkant van het plein, ondertussen allerlei lelijks verzinnend over de catering in het opleidingscentrum van het bedrijf.

Toen de evaluatie kwam, grepen ze hun kans en met de tong uit het bekkie smeerden ze Broodjeszaak “De Drie Beren” een magere twee punten aan.  Lap, dat zal ze leren!
  
Ongenoegen moet zo snel mogelijk weggenomen worden, en dus belde ik direct daarna de logistieke dienst om het volume besmeerdsel voor de volgende dag te verhogen tot aanvaardbare niveaus.
Terwijl ik mijn verzuchtingen doorgaf herinnerde ik me, vonkten de synapsen, knetterde mijn memorie, swingden mijn hersenen de pan uit, brainwavede, schoot als een bliksemflits dat ene momentje deze middag terug waarop ik dacht:
Tiens, iedereen is hier precies verdwenen en er zijn nog vier broodjes over. Laat ik er zelf maar een stuk of drie opeten, ik scheur van de honger en anders worden die toch maar weggegooid.
Burps.
Pardon.

Verpieterd curriculum

Kun jij zo eens geen trainingscurriculum samenstellen, vroegen ze mij. Ja, ik wist eerst ook niet wat dat was. Een vijftal trainingen die het hele gamma afdekken, kun je dat?
Ik zou zo wel iets kunnen verzinnen, maar ik weet niet…
Fantastisch, merci!
Zo klonk het anderhalf jaar geleden.

Ik draaide een training of twee in elkaar, die geef ik regelmatig, en de rest van de ideeën raakten vergeten. De opzet verdween onder de stofnetten, vergeelde, droogde uit en verkruimelde in de namiddagzon mijner harsens.
Tot plots deze week het heuglijke nieuws: We hebben genoeg inschrijvingen voor opleiding 5. Kun je die volgende week geven?Training 5? Ik moest mijn memorie uitpersen om opnieuw te snappen waarover het ging. Je wil niet weten wat er eerst allemaal uit mijn memorie sijpelde, Witkin zou er nachtmerries van krijgen.

En wanneer willen ze die? Volgende week maandag. Volgende week maandag, zoals in, de maandag na die week waar je jezelf zo suf zal moeten werken dat een gepekelde haring in een viskom aangenamer gezelschap is dan ik? Die week ja. Die week waarin de maan vier centimeter uit haar baan zal verschuiven louter en alleen door het magnetisch veld opgeroepen door mijn gechargeerde hersenactiviteit? Yup.
Maar die opleiding bestaat nog niet!  Ik weet bijgot niet meer waarover het zou moeten gaan!!! ’t Lukt wel, ze is verkocht.

Dus als de wereld elkaar liefheeft in het eerste zondagszonnetje van het jaar, zit ik met wallen onder de ogen een opleiding in elkaar te vijzen. Zondagavond om 21 uur snapte ik eindelijk mijn eigen slides die diezelfde morgen gemaakt had. Waaah. Nu nog alleen maar van buiten leren.

Ik peinsdige de maan uit het zwerk

Met een ei in de broek vertrok ik deze morgen om 6u15 richting Leuven, hardop mijn lesje van buiten lerend. Het lukte matig. Het ei werd gekookt ei.

De leerlingen vielen mee: een gesjeesde databank administrator, een lesgever, die eens kwam kijken of hij in zijn les niet teveel onzin verkocht als hij over mijn onderwerp leuterde (echt waar!), een jonge ingenieur met zijn eigen bedrijfje en een stem om beren mee te villen en ambtenaar die niet zo genoemd wilde worden, maar het dubbel en dwars was. Vier man. Vier man, voor heel mijn week-end. Godver.
Ik begon met hen een verkennend gesprekje en het bleek dat ze eerder opleiding 2 wilden dan 5.
Die ik dan maar uit de losse pols heb gegeven. Nogmeergodverdegodverdegodver.

Moge de verkoper mijner opleiding deze week onzacht in aanraking komen met een aambeeld.
En dat moet lukken want ik heb er nog eentje liggen. Nah.